Intro

Het zomerseizoen brengt specifieke uitdagingen én kansen voor paarden en hun verzorgers. Dit dossier bundelt alle kennis over zomerweidegang, rantsoenbeheer, hittestress en preventieve zorg. Praktisch, wetenschappelijk en direct toepasbaar.

Zomerweidegang en beweiding

Waarom zomerweidegang niet vanzelfsprekend is: De zomer lijkt hét moment om je paard onbeperkt op de wei te zetten. Het gras is groen, de zon schijnt en er is veel bewegingsruimte. Maar achter dat idyllische beeld schuilt een complex samenspel van factoren die het succes van zomerweidegang bepalen.

Gras verandert dagelijks. Zomergroen kan bedrieglijk zijn: waar het er sappig uitziet, schuilt soms een gebrek aan structuur, eiwitten of mineralen. Vooral op uitgedroogde of overbegraasde weides daalt de voedingswaarde, maar blijft het suikergehalte vaak hoog. Factoren die invloed hebben op de samenstelling van gras:

  • Temperatuur - vooral 's nachts -> niet van toepassing in de zomer
  • Zonlicht en regen - droogte of juist te nat
  • grassoort - Engels raaigras bevat meer fructaan dan bijvoorbeeld veldbeemgras
  • Bodemgesteldheid en bemesting
  • Begrazingsdruk - kort maaien of grazen, (over-)betreding

Wat vandaag voedzaam lijkt, kan morgen een risico vormen voor je paard.

Het zomerseizoen brengt daarbij specifieke risico’s met zich mee zoals stijgende fructaangehaltes, gasvorming bij overvloedige opname, onvoldoende vezelstructuur, en tekorten aan eiwitten of mineralen bij uitgeputte weides. Bovendien is niet elk paard even tolerant voor deze variaties. Paarden met insulineresistentie, gevoeligheden in de spijsvertering of kwetsbare hoeven hebben nood aan een zorgvuldige aanpak en stapsgewijze aanpassing.

Daarnaast speelt gedrag een rol: kuddestructuur, dominantie, toegang tot water en schaduw, en zelfs de tijd van de dag waarop weidegang plaatsvindt, beïnvloeden hoe veilig en gezond de graasperiodes zijn. Wie zomerweidegang 'vanzelfsprekend' vindt, loopt het risico ongemerkt problemen op te bouwen die pas zichtbaar worden wanneer het te laat is.

Goede zomerweidegang is dus geen kwestie van 'poortje open en laten lopen'. Het is een bewust managementsysteem afgestemd op het paard, het gras, het seizoen en de doelen van de eigenaar.

Hoofdstuk 1: Weidegroentjes versus weideveteranen

Waarom dit onderscheid belangrijk is: Niet elk paard is gewend om langere periodes op gras te staan. Paarden die maanden of zelfs jaren vooral in paddocks of op stal hebben gestaan - de zogenaamde 'weidegroentjes' - hebben een veel lagere tolerantie voor vers gras dan paarden die dagelijks op de weide staan. Dit verschil is niet alleen gedragsmatig, maar ook fysiologisch merkbaar in de darmflora, verteringssnelheid en metabolische respons.

Risico’s bij te snelle opbouw:

  • Koliek door overmatige gasvorming in de dikke darm
  • Diarree of natte mest door fermentatieproblemen
  • Hoefbevangenheid door insulinerespons op fructaanpieken
  • Gedragsproblemen zoals onrust, bijten of wegrennen bij overprikkeling

Waarop letten bij de opbouw naar beweiding:

  • Laat paarden nooit nuchter op de wei - geef eerst wat hooi
  • Begin met kort gras of eerder afgemaaide stukken
  • Zet je paard bij voorkeur in de vroege ochtend op de weide (laagste suikergehalte)
  • Observeer mestconsistentie, buikgeluiden, beweging en gedrag
  • Werk in fases: herhaal elke stap enkele dagen vooraleer de weidetijd uit te breiden

Ook weideveteranen zijn niet altijd veilig: Ook paarden die regelmatig op de weide staan kunnen extra gevoelig zijn. Bijvoorbeeld bij plotse weersveranderingen, op nieuwe weides of bij hormonale veranderingen. Behandel elk paard alsof het gras nieuw is totdat het tegendeel bewezen is.

Voorbeeldschema opbouw:

DagWeidetijdOpmerkingen
1–315–30 minNa hooi, enkel op kort gras, bij voorkeur 's ochtends
4–61–2 uurVoorkom toegang tot bemest of stressgras
7–102–4 uurControleer mest en gedrag na elk weidemoment
10+4+ uurvanaf hier kan de weidetijd eventueel uitgebreid worden naar halve (12 uur) of volledige dagen (24 uur)

Hoofdstuk 2: Hoeveel gras eet je paard écht?

Gras is geen garantie voor voldoende voeding. Wat een paard daadwerkelijk binnenkrijgt op de weide, is sterk afhankelijk van de droge stofinhoud, de graskwaliteit, de graastijd en het eetgedrag.

1. Droge stofopname (DS)

  • Vers gras bevat slechts 15–25% droge stof (DS), de rest is water.
  • Een paard van 500 kg heeft dagelijks ongeveer 1,5–2% van zijn lichaamsgewicht aan DS nodig = 7,5 tot 10 kg DS.
  • Bij een DS-gehalte van 20% moet een paard dus 37,5 tot 50 kg vers gras opnemen om aan zijn basisbehoefte te voldoen.

2. Vezelopname en structuur

  • Naast de hoeveelheid DS is ook de kwaliteit van de vezels essentieel: kort, sappig gras bevat weinig effectieve kauwvezel.
  • Weinig vezels = snellere passage, minder speekselproductie, risico op maagzweren, koliek of diarree.
  • Daarom is bijvoeren met structuurrijk hooi of luzerne cruciaal bij beperkte of jonge weides.

3. Gemiddelde graastijd en opnamecapaciteit

  • Een paard graast gemiddeld 17 uur per dag als het onbeperkt toegang heeft tot gras.
  • Afhankelijk van grasaanbod en -kwaliteit varieert de opname tussen 2 tot 3 kg gras per uur bij actief grazen.
  • Bij 10 uur grazen zou een paard dus 20–30 kg vers gras opnemen: te weinig voor de dagelijkse DS-behoefte.

4. Factoren die grasopname beïnvloeden

  • Grashoogte en dichtheid
  • Soort gras (bv. Engels raaigras vs. veldbeemd)
  • Begrazingsdruk en rotatiebeheer
  • Stressfactoren (vervoer, groepsgedrag, parasieten)
  • Tand- en gebitsgezondheid

Conclusie: laat je niet misleiden door een groene weide. Structureer, meet, observeer en stuur bij waar nodig. Gras is voeding, geen garantie op balans.

Hoofdstuk 3: Weiderisico’s in de zomer

Zomerweides verbergen de risico’s: Een groene wei lijkt misschien idyllisch, maar onder het oppervlak schuilen risico’s die pas zichtbaar worden als het paard al klachten ontwikkelt. De zomer brengt specifieke gevaren met zich mee door schommelende graskwaliteit, metabolische reacties en gedragsfactoren. Elk risico vraagt om eigen preventieve maatregelen.

  • Hoefbevangenheid
    – Oorzaak: hoge suiker- of fructaanwaarden in gras, vooral bij stressgras, bemeste of te kort afgegraasde weides.
    – Uitleg: Paarden met een verstoorde insulinerespons (IR, EMS, PPID) zijn extra gevoelig voor de suikerschommelingen in gras. Zelfs korte weideperiodes kunnen leiden tot ontstekingsreacties in de hoeflederhuid.
  • Koliek en gasvorming
    – Oorzaak: snelle fermentatie van sappig gras met weinig vezelstructuur, gecombineerd met veel opname in korte tijd.
    – Uitleg: Te jong gras bevat veel fermenteerbare suikers en weinig effectieve vezels. Dit kan leiden tot overmatige gasproductie, verstoorde darmflora en gisting met koliek tot gevolg.
  • Grasvergiftiging of 'weide-intoxicatie'
    – Oorzaak: overmaat aan stikstof (door bemesting of regen na droogte), schimmelvorming of bepaalde gras- of onkruidsoorten.
    – Uitleg: Stressgras en weides met hoge stikstofniveaus kunnen leiden tot nitraatvergiftiging of opname van toxines. Symptomen zijn sloomheid, onregelmatige gang, spiertrillingen of zelfs neurologische klachten.
  • Verhaltensauffälligkeiten
    – Oorzaak: onrust in de kudde, dominante dieren die toegang tot water of schaduw blokkeren, verandering in structuur of overprikkeling.
    – Uitleg: Stress door sociale spanningen, hittestress of plotselinge weidewissels kan leiden tot bijten, vluchten, voernijd of verstoorde rustmomenten.
  • Grasbof (lymfatische zwelling na grazen)
    – Oorzaak: plotse opname van sappig, suikerrijk gras — vaak in de ochtend of bij voorjaars- en zomergras.
    – Uitleg: Sommige paarden ontwikkelen een zachte zwelling onder de kaak of in de halsstreek na het grazen. Dit is vermoedelijk een milde lymfatische reactie of overmatige speekselproductie. Grasbof is meestal onschuldig en verdwijnt spontaan, maar duidt op een overbelasting van het systeem. Het verschilt van grasvergiftiging doordat er geen toxines of stikstofproblematiek speelt, maar eerder een lichamelijke reactie op vochtige, prikkelende grasstructuren.

Let op: elk paard reageert anders. Monitor dagelijks mest, gedrag, eetlust en beweging, en grijp tijdig in bij subtiele signalen van onbalans.

Hoofdstuk 4: Goede praktijken

Een veilige zomerweide begint bij goed management. Onderstaande praktijken zijn onderbouwd vanuit voeding, gedrag en risicopreventie, en helpen om weidegang niet alleen mogelijk maar ook gezond en duurzaam te maken.

  • Laat paarden nooit nuchter de weide op.
    – Door vooraf hooi te voeren (minstens 1 kg structuurrijk ruwvoer), wordt de opname van suikerrijk gras vertraagd.
    – Dit helpt pieken in bloedsuiker en fermentatie in de darmen te vermijden. Zeker belangrijk bij IR, PPID, maagzweren of gevoelige darmen.
  • Begin met kort gras of afgemaaide stukken.
    – Kort gras heeft meestal minder fructaan dan lang stressgras, zeker bij ochtendweides.
    – Let wel op dat het niet té kort is (minder dan 5 cm): dat verhoogt weer de kans op zandopname of kale plekken.
  • zet paarden bij voorkeur 's ochtends vroeg op de weide.
    – Tussen 5 en 10 uur is het fructaangehalte in gras doorgaans het laagst, zeker bij nachttemperaturen boven 5°C.
    – Vermijd weiden in de namiddag bij fel zonlicht of na koude nachten: dan pieken suikers.
  • Werk met opbouw in fases.
    – Start met 15–30 minuten per dag en breid om de 2–3 dagen uit als er geen negatieve reacties zijn.
    – Observeer mest, gedrag, eetlust, beweging en ademhaling na elk weidemoment.
  • Zorg voor vrije toegang tot water en schaduw.
    – Hittestress kan snel optreden, zeker bij voederopname in de zon.
    – Idealiter meerdere drinkpunten, zeker in kuddesituaties met hiërarchie.
  • Observeer dagelijks en stuur bij waar nodig.
    – Let op subtiele signalen van disbalans: opgeblazen buik, doffe vacht, rusteloosheid of onregelmatige mest.
    – Noteer veranderingen in een logboek (zie 'Zomergezondheid' thema).

Weidegang is een natuurlijke behoefte, maar vraagt kunst van timing, dosering en waarneming.

Zomerrantsoen & Voeding

Waarom voeding in de zomer geen kopie is van de lente

Langere dagen, ander gras, meer beweging of net meer rust. Het paard heeft andere energiebronnen, vezelstructuren en elektrolyten nodig dan in het voorjaar. Toch blijven veel rantsoenen ongewijzigd.

Graskwaliteit in de zomer

KenmerkEffect
Lage DS (15–20%)Onvoldoende vezelinname
Hoog suikergehalteRisico hoefbevangenheid
Lager eiwit/energieSpierafbraak, loomheid

Droge stof als basis

Voor een paard van 500 kg is 7,5 kg droge stof nodig. Bij 20% DS in gras betekent dit 37,5 kg vers gras. Vaak onhaalbaar zonder bijvoeding.

Energiebron aanpassen

  • Vetten als efficiënte energiebron bij hitte (lijnzaadolie, rijstzemelen)
  • Minder suiker en zetmeel om interne warmteproductie te beperken

Rantsoen op rust- vs trainingsdagen

DagtypeBasisAanvulling
Rustdag8 kg hooi + beperkte weideEventueel pulp
Trainingsdag6–7 kg hooi + grasvet, elektrolyten, balancer

Elektrolyten

Onmisbaar bij zwetende paarden. Herstel van natrium, kalium en magnesium is nodig voor eetlust, spierfunctie en herstel. Alleen geven bij voldoende wateropname.

Suppletie

  • Altijd eerst rantsoen in balans
  • Daarna gericht suppleren
  • Let op cumulatie van bv. zink of selenium

Downloads

Hittestress & Warmtemanagement

Waarom hittestress ernstig onderschat wordt

Hittestress is geen ongemak, maar een ernstige fysiologische uitdaging. Paarden hebben een beperkt vermogen om warmte kwijt te raken, zeker bij hoge luchtvochtigheid. Onbehandelde hittestress kan leiden tot orgaanschade of zelfs sterfte.

Hoofdstuk 1: Signalen van hittestress

  • Overmatig of juist afwezig zweten
  • Snelle, oppervlakkige ademhaling (>40/min)
  • Verhoogde hartslag (>60 bpm)
  • Lethargie, spiertrillingen, instabiele gang
  • Donkere urine of geen urineren
  • Warme oren, flanken of hals

Hoofdstuk 2: Wetenschappelijk onderbouwde koeling

  • Koel water (10–20°C): effectief bij herhaaldelijk afspoelen
  • Direct afschrapen: voorkomt opwarming door stilstaand water
  • Geen deken of zweetdeken: belemmert verdamping
  • Schaduw en rust: essentiële aanvulling op koeling

Hoofdstuk 3: Preventie via stal- en managementaanpassingen

  • Stallen koelen via luchtstroom en ventilatie
  • Gebruik van veilige ventilatoren (geen tocht)
  • Werk in de vroege ochtend of late avond
  • Ruime toegang tot vers water (min. 40–60 L per dag bij hitte)

Hoofdstuk 4: EHBO bij vermoeden van oververhitting

  1. Stop onmiddellijk de activiteit
  2. Breng het paard naar een koele, beschaduwde plek
  3. Spoel met koel water en schraap direct af
  4. Herhaal tot ademhaling/hartslag dalen
  5. Neem contact op met dierenarts bij twijfel

Downloads

Parasieten & Zomerproblemen

Waarom de zomer het seizoen is van ongemerkte belasting

Hoge temperaturen, vochtige bodems en een overvloed aan insecten maken van de zomer het piekseizoen voor parasitaire druk. Van vliegen tot wormen, de belasting bouwt vaak onzichtbaar op — tot het zichtbaar wordt in de mest, de huid of het gedrag.

Hoofdstuk 1: Vliegen, dazen en zomereczeem

  • Preventieve maatregelen: maskers, dekens, natuurlijke sprays
  • Wat werkt echt tegen dazen? (wetenschappelijke onderbouwing)
  • Oorzaken en behandeling van zomereczeem

Hoofdstuk 2: Wormdruk in de zomer

  • Weidebeheer als basis voor parasietencontrole
  • Het belang van mestonderzoek in juni/juli
  • Strategieën zonder overmatig ontwormen

Hoofdstuk 3: Huidproblemen en jeuk

  • Zomergerelateerde dermatitis herkennen
  • Jeuk, schuren, vachtverandering — wat is normaal, wat niet?
  • Voeding en immuunsysteem als ondersteuning van huidgezondheid

Downloads

Training & Herstel in de Zomer

Trainingsmanagement vraagt zomerse aanpassing

In de zomer is het paard fysiek dubbel belast: door arbeid én door het reguleren van lichaamswarmte. Wie traint alsof het lente is, mist het effect van hittestress, verminderde eetlust en elektrolytenverlies. Herstel wordt cruciaal.

Hoofdstuk 1: Plannen op temperatuur

  • Train vroeg of laat op de dag
  • Pas duur, intensiteit en ondergrond aan bij hitte
  • Werk met afkoelmomenten tussen intervallen

Hoofdstuk 2: Herstelstrategieën

  • Actieve cooling-down met wandelen en koud water
  • Elektrolyten toedienen bij zwetende paarden
  • Voedingsaanpassingen met eiwitten en vetten voor herstel

Hoofdstuk 3: Voeding rondom arbeid

  • Wat geef je vóór de training (structuur, energie)?
  • Wat geef je erna (reparatie, vocht, mineralen)?
  • Valkuilen van krachtvoer net voor arbeid

Downloads

Zomergezondheid & Preventie

Het seizoen van sluimerende risico's

In de zomer tonen paarden vaak pas laat dat er iets mis is. De eetlust is goed, ze bewegen zoals altijd — tot er plots diarree, gewichtsverlies of lusteloosheid optreedt. Tijdige signalering voorkomt dure herstelfases.

Hoofdstuk 1: Spijsvertering onder druk

  • Gasvorming, dunne mest en darmstress bij overgangsgras
  • Rol van pre- en probiotica bij hittegevoelige darmen
  • Rantsoen evalueren op DS, suikers en fermentatiekwaliteit

Hoofdstuk 2: Maaggezondheid & eetgedrag

  • Hitte beïnvloedt eetlust — hoe hou je opname stabiel?
  • Maagbescherming bij stress, training en ruwvoertekort
  • Valkuilen van supplementen met zuren in warme periodes

Hoofdstuk 3: Monitoring & signalering

  • Dagelijks scoren op gedrag, mest, eetlust en beweging
  • Logboeken bijhouden (zomerchecklist)
  • Wanneer is dierenartsadvies nodig?

Downloads

Tools & Quick Guides

Direct toepasbare ondersteuning voor de zomer

Aan de slag

Wil je hulp bij het zomerbeheer van je paard of stal? Boek een intake of stel je vragen via ons platform. Laat deze zomer het seizoen zijn waarin jouw paard floreert — niet compenseert.

Hoofdstuk 2: zomerrantsoen en voeding

Waarom voeding in de zomer geen kopie is van de lente

Gras is niet altijd voedzaam

In juni lijkt de wei groen, maar uiterlijk bedriegt. Door intense zon, betreding of een schralere bodem daalt de voedingswaarde van gras in de zomer:

Kenmerk zomergrasMogelijk effect paard
Lage droge stof (15–20%)Onvoldoende vezelinname
Hoog suikergehalte (stressgras)Risico op hoefbevangenheid
Laag eiwit en energieVermoeidheid, spierafbraak
Tekort aan mineralen/spoorelementenOnevenwicht in rantsoen

💡 Paarden lijken verzadigd op gras, maar bouwen vaak tekorten op — langzaam en sluipend.

Droge stof als basis voor rantsoenplanning

Zoals uitgelegd in Hoofdstuk 1, heeft een paard van 500 kg minstens 1,5% van zijn lichaamsgewicht aan droge stof nodig, dus 7,5 kg DS per dag.

Bij 20% droge stof in het gras moet het paard ruim 37,5 kg vers gras eten om daaraan te komen — iets wat zelden lukt zonder bijvoeding.

➤ Oplossing?

  • Hooi bijvoeren (zeker bij paddocktijd, stalrust of nachten binnen)

  • Luzerne of bietenpulp voor extra DS zonder suikerpieken

  • Weidebeheer verbeteren: langer gras, minder stress

WAAROM PAARDEN KWETSBAAR ZIJN BIJ HITTE

Hoewel paarden imposante atleten zijn met een grote longcapaciteit en spiermassa, zijn ze evolutionair niet goed aangepast aan extreme hitte. Hun lichaam is ontworpen voor uithoudingsvermogen, maar niet voor intensieve inspanning bij hoge temperaturen. Hieronder vind je de belangrijkste redenen waarom paarden sneller last krijgen van oververhitting:

1. Beperkte warmte-afvoer via huidoppervlak

Paarden hebben een relatief klein huidoppervlak in verhouding tot hun lichaamsmassa. Dat betekent dat ze warmte moeilijker kunnen afgeven aan hun omgeving dan bijvoorbeeld honden of mensen. Omdat warmteafgifte vooral via de huid gebeurt, vormt dit een structureel nadeel.

📌 Vergelijking: Een mens heeft ongeveer 2,5 keer meer huidoppervlak per kilogram lichaamsgewicht dan een paard.

2. Zweten als primair koelmechanisme – met nadelen

Zweten is het voornaamste mechanisme waarmee paarden overtollige warmte kwijt raken. Hierbij ontstaan echter drie risico’s:

  • Hoge vochtverliezen: Tot 15 liter per uur tijdens arbeid bij warm weer.

  • Elektrolytenverlies: Zweet bij paarden bevat hoge concentraties natrium, kalium en chloride. Een paard verliest dus niet alleen water, maar ook essentiële mineralen die nodig zijn voor spierwerking en zenuwgeleiding.

  • Risico op alkalose: Door verlies van chloride en vocht kunnen de zuurtegraad en het bloedvolume uit balans raken.

⚠️ Gevolg: Bij onvoldoende aanvulling ontstaan spierkrampen, vermoeidheid, sloomheid of zelfs colaps.

3. Trage aanpassing van thermoregulatie

Paarden hebben een relatief trage reactietijd op hitte:

  • Ze beginnen pas te zweten wanneer hun interne temperatuur al gevaarlijk aan het stijgen is.

  • Bij plotselinge weersomslag (bijv. eerste warme dagen) is hun lichaam nog niet geacclimatiseerd. De bloedtoevoer naar de huid is dan nog onvoldoende geoptimaliseerd.

 

4. Luchtvochtigheid als risicofactor

Bij een hoge luchtvochtigheid (>70%) werkt verdamping niet goed meer. Water (zweet) blijft op de huid liggen in plaats van te verdampen, waardoor de koeling uitblijft. Het paard blijft dan doorzweten zonder resultaat — wat leidt tot:

  • Toenemende vocht- en elektrolytenverliezen

  • Snelle stijging van de lichaamstemperatuur

  • Ernstige risico’s op heat stroke

Crisiswaarde: Vanaf een lichaamstemperatuur van 41°C is directe medische interventie nodig — weefselschade en orgaanfalen kunnen dan snel optreden.

5. Inwendige warmteproductie door spijsvertering

De vertering van vezelrijk of eiwitrijk voer produceert intern warmte (zgn. thermisch effect van voeding). Dit vormt op koude dagen een voordeel, maar is op warme dagen belastend:

  • Meer warmteproductie = meer nood aan afvoer

  • Eiwitrijke rantsoenen verergeren de metabole belasting

  • Hoge voergiften net voor inspanning verhogen het risico

6. Beperkt gedrag om af te koelen

In tegenstelling tot wilde dieren hebben veel paarden beperkte mogelijkheden om zichzelf te beschermen tegen hitte:

  • Geen toegang tot schaduw, modderbaden of wind

  • Geen keuze om activiteit te vermijden (bijv. bij wedstrijden of training)

  • Geen instinctieve opname van extra elektrolyten of water zonder training

sAMENGEVAT

FactorRisico
Klein huidoppervlakTrage warmteafgifte
Intensief zwetenElektrolytenverlies en uitdroging
Hoge luchtvochtigheidOnvoldoende verdamping
Trage acclimatisatiePlotselinge overbelasting
Vezel- & eiwitrijk voerExtra warmte van binnenuit
ManagementfactorenGebrek aan verkoeling en autonomie
2. RANTSOEN AANPASSEN AAN TEMPERATUUR

Water, zout, elektrolyten en vezels bij warm weer
Tijdens warm weer heeft het paard andere fysiologische noden dan bij koud of gematigd weer. Het rantsoen moet daarom meer doen dan voeden alleen: het moet actief bijdragen aan hydratatie, thermoregulatie en herstelcapaciteit.

1. Water: de eerste levensbehoefte

Water is niet zomaar belangrijk – het is essentieel voor:

  • Zweetproductie (voor warmte-afvoer)

  • Bloedcirculatie (voor zuurstof en warmteverdeling)

  • Spijsvertering (vezelvertering vereist veel vocht)

  • Afvoer van afvalstoffen

Wat is normaal?

  • Rustige paarden drinken ± 25–35 liter/dag

  • Bij warm weer of inspanning stijgt dat tot 50–60 liter/dag

  • Lacterende merries of paarden met natte mest: nog meer!

Controlepunt:
Minder dan 25 liter opname op een hete dag? → risico op uitdroging.

Let op: paarden drinken minder als het water:

  • te koud is (vermijd ijskoud water in zomer)

  • onfris ruikt of lang stilstaat

  • uit onbekende of nieuwe bakken komt

2. Zout: de stille kracht

Zweet is zouter dan bloed bij paarden. Daardoor verliezen ze snel veel natrium en chloride, zelfs bij lichte arbeid.

Basisaanbeveling:

  • Geen arbeid: 15–25 g zout/dag als onderhoud

  • Bij warm weer of lichte inspanning: 30–50 g/dag

  • Intensieve arbeid of meerdere dagen hitte: tot 80 g/dag mogelijk, verdeeld over meerdere porties

Gebruik gewoon keukenzout (NaCl) of natriumrijke likstenen (maar let op: opname uit likstenen is vaak onvoldoende voorspelbaar).

Slimme tip: Meng het zout met slobber of nat hooi om opname te garanderen.

3. Elektrolyten: voor het evenwicht

Naast natrium en chloride verliezen paarden ook:

  • Kalium (voor spierfunctie en zenuwgeleiding)

  • Calcium en magnesium (minder, maar wel relevant bij stress of spierklachten)

Een goed elektrolytenmengsel bevat:

  • Natrium:Kalium:Chloride in ongeveer 2:1:3 verhouding

  • Geen toegevoegde suikers of geurstoffen (vermijd ‘fruitige’ elektrolyten)

  • Eventueel toegevoegd magnesium (kan krampen helpen voorkomen)

Wanneer supplementeren?

  • Bij inspanning >30 min bij warm weer

  • Bij veel zweten (zelfs in rust)

  • Bij tekenen van spierkramp, sloomheid of zouttekort (likgedrag, schuimbek, spiertrillingen)

Combineer altijd met voldoende wateropname.

4. Vezels: koelen via het spijsverteringskanaal

Vezels zorgen voor:

  • Trage vertering → constante energie

  • Vochtretentie in de darm → waterbuffer

  • Stimulatie van de darmflora, essentieel voor elektrolytenopname

Maar niet alle vezels zijn gelijk bij hitte:

Voorkeur: vochtrijke vezels zoals nat hooi, geweekte bietenpulp, esparcette, luzerne (beperkt)

⚠️ Vermijd bij hitte:

  • Grote hoeveelheden krachtvoer of zetmeelrijk rantsoen (zetmeelvertering genereert extra warmte)

  • Hoge dosissen eiwitten → afbraak produceert warmte én ureumbelasting

Pas op: een paard dat enkel droog hooi eet zonder wateropname droogt van binnenuit uit — darmmotiliteit vertraagt en hittestressrisico stijgt.

5. Extra tips bij voermanagement in de zomer:

  • Voeg natriumbicarbonaat (bakpoeder) toe in overleg, bij tekenen van verzuring

  • Vermijd voederopname net vóór arbeid

  • Zorg voor vrije toegang tot ruwvoer, maar pas de kwaliteit aan: niet stoffig, niet rijk aan eiwit, liefst eerder grof

  • Laat slobbers altijd weken tot volledige wateropname — geen droge pulp voeren bij warm weer

3. Management & training tips bij warm weer

Wanneer wel of niet trainen, en hoe koel je slim af?

Een slim zomerbeheer is essentieel om oververhitting, prestatieafname en gezondheidsproblemen te voorkomen. Zowel training, rust, stalling als herstel moeten afgestemd worden op de temperatuur en luchtvochtigheid.

1. Wanneer trainen — en wanneer absoluut niet?

De warmte-index (temperatuur + luchtvochtigheid) is leidend. Een thermometer alleen zegt niet genoeg.
Bijvoorbeeld:

  • 30°C en 30% RV (relatieve  vochtigheid) = minder risico dan

  • 28°C en 80% RV = hoog risico!

Algemene richtlijnen:

TijdstipAdvies
Voor 10u✅ Ideaal voor training
Tussen 11u–18u❌ Vermijden: piekuren hitte
Na 19u

⚠️ Alleen bij voldoende afkoeling, let op restwarmte

Extra factoren om te overwegen:

  • Paarden met overgewicht, COPD, oude paarden of sportpaarden in opbouw hebben een verlaagde hittedrempel.

  • Paarden zonder acclimatisatie (eerste warme week) moeten geleidelijk aangepast worden.

🔁 Acclimatisatie duurt 10–14 dagen! Begin met lichte arbeid en bouw op.

2. Slim en veilig afkoelen

Afkoelen is géén kwestie van ‘even met de tuinslang’. Foutief afkoelen kan paradoxaal juist meer hittestress veroorzaken.

Juiste aanpak:

  1. Gebruik koel water (ideaal 10–20°C, geen ijswater)

  2. Begin met de grote vaten: hals, borst, binnenzijde achterbenen

  3. Altijd afschrapen met zweetmes na elke beurt → anders vormt waterlaag een isolatielaag i.p.v. koeling

  4. Herhaal 2–3 keer, afhankelijk van temperatuur

Gevaar bij foutief douchen:

  • Rebound heat = warmtestuwing wanneer water opwarmt op het lichaam en verdamping blokkeert

  • Shockreactie bij te koud water zonder geleidelijke gewenning

Let op gedrag: als een paard na het douchen nog snellere ademhaling krijgt of begint te trillen → stop en raadpleeg een dierenarts.

3. Stalmanagement: schaduw, lucht en rust

Een paard moet zelf kunnen kiezen voor schaduw, lucht en rust.

Belangrijkste maatregelen:

Schaduwplekken:
– Zorg dat alle paarden toegang hebben tot natuurlijke of kunstmatige schaduw.
– Let op: schaduw beweegt — controleer meerdere momenten per dag.
– Donkere ondergronden houden warmte langer vast.

Ventilatie:
– Natuurlijke luchtstroom > mechanische circulatie
– Laat deuren/stalramen open aan tegenovergestelde zijden (venturi-effect)
– Gebruik ventilatoren, maar:

  • veilig gemonteerd

  • geen tocht op één plek (droogt de luchtwegen uit)

  • nooit zonder mogelijkheid tot ontsnappen

Rustmomenten:
– Geen arbeid of stressmomenten tussen 11u en 18u
– Vermijd plots voerveranderingen of transport

Tip: Leg een natte handdoek over hals of borst (en verwijder na enkele minuten). Vermijd de rug — beïnvloedt zadelzone en thermoregulatie.

4. Andere managementtips bij hitte

  • Geef voermomenten vroeg of laat op de dag — niet op piekuren

  • Zorg voor stofvrije, schone boxen: paarden blijven vaker binnen bij hitte → luchtwegen kwetsbaarder

  • Bied gelegenheid tot modderbad of stoffrolplek bij natuurlijke weidegang: helpt bij zelfregulatie

  • Vermijd stressoren zoals verplaatsing, entingen of behandelingen op hete dagen

5.  Samenvatting praktische do’s & don’ts

DoDon’t
Train vroeg in de ochtendTrainen op piekmomenten
Koel af met herhaald douchen + schrapenEénmalig spoelen zonder schrapen
Ventileer stal en geef schaduwGeen ventilatie of stilstaande lucht
Geef rust en extra waterTransporteren of inspannen zonder voorbereiding
Bouw training gradueel op bij warmtePlots intensief trainen in hittegolf
4. EHBO bij hittestress bij paarden

Herkennen, inschatten en onmiddellijk handelen

Hittestress kan zich bij paarden snel en ernstig ontwikkelen. Zonder snelle interventie loopt het paard risico op blijvende orgaanschade of zelfs sterfte. Deze EHBO-sectie helpt je om vroegtijdig signalen te herkennen, het juiste inschattingsvermogen te ontwikkelen en doelgericht te handelen in de eerste kritieke minuten.

1. Hoe herken je hittestress écht?

De symptomen variëren van mild en vaag tot acuut en levensbedreigend. Let op combinaties van signalen — hoe meer signalen tegelijk, hoe ernstiger de situatie.

⚠️ Vroege waarschuwingssignalen:

  • Overmatig of ongecontroleerd zweten, ook bij geringe inspanning

  • Sloomheid, verminderde alertheid

  • Lichte spiertrillingen of onrust

  • Snelle ademhaling (>40 per minuut) of oppervlakkige ademhaling

  • Verminderde eetlust, wateropname daalt

🔺 Ernstige signalen (direct ingrijpen):

  • Plots stoppen met zweten (gevaarlijk teken: verdampingssysteem is uitgeput)

  • Verhoogde hartslag (>60 bpm in rust)

  • Onvaste gang, zwalken, spierkrampen

  • Donkere, stroperige urine of geen urineren meer

  • Hoge lichaamstemperatuur (>39,5°C = ernstig; >41°C = levensbedreigend)

  • Huid voelt heet en droog aan op nek, schouder of flanken

2. Stappenplan bij vermoedelijke oververhitting

Tijd = spier- en orgaanweefsel. Elke minuut telt. Volg onderstaand schema nauwgezet:

 1. Stop onmiddellijk elke inspanning

– Zet het paard stil in de schaduw, uit de zon en uit de wind
– Laat het paard niet rondlopen of losstaan: energieverbruik minimaliseren

2. Meet de lichaamstemperatuur rectaal

– Gebruik bij voorkeur een digitale thermometer
– Let op: een temperatuur van >39,5°C is abnormaal na rust;
>41°C is een spoedgeval: onmiddellijke intensieve koeling vereist

3. Actief afkoelen – maar correct!

– Gebruik koel water (10–20°C)
– Richt op grote bloedvaten: nek, borst, binnenzijde achterbenen
– Schrap na elke giet- of spuitbeurt het water weg met een zweetmes
– Herhaal dit ritmisch: gieten → schrapen → gieten → schrapen

Let op: laat water niet gewoon opdrogen, want dit isoleert warmte i.p.v. het af te voeren

4. Vloeistoffen toedienen – voorzichtig

– Bied kleine hoeveelheden lauw water aan (10–15°C)
– Voeg eventueel elektrolyten toe, mits het paard bij bewustzijn is en wil drinken
Nooit forceren: risico op verslikken of watervergiftiging

5. Dierenarts bellen bij ernstige symptomen

Bel altijd bij:

  • Temperatuur > 40,5°C die niet daalt binnen 10–15 min

  • Bewustzijnsvermindering, spiertrillingen of collapstoestand

  • Geen verbetering na 20 minuten koelen

3. Wat je zeker niét mag doen:

  • IJswater gebruiken → kan perifere bloedvaten doen samentrekken → warmte wordt ingesloten
  • Alcohol of azijn gebruiken op de huid → risico op huidreacties en verdampingsproblemen
  • Het paard laten rollen of loslaten na oververhitting → verwondingsgevaar bij spierkrampen of collaps
  • Te veel water in één keer geven → kans op watervergiftiging of koliek

 

Overzicht tools, downloads & extra’s

Toolbox (interactief of visueel bruikbaar in app/stal)

TitelBeschrijvingVormLocatie in ENC
Hittestress-checkkaartVisuele kaart met signalen in vroege en ernstige fase. Inclusief lichaamstemperatuurladder.PDF Toolbox > Hittestress
EHBO-stappenkaartStap-voor-stap actieplan bij oververhitting. Handig voor stalgebruik of instructie aan personeel.Printbare poster Toolbox > Hittestress
Herstelschema na oververhittingDag-tot-dag heropbouw van werk, rantsoen en elektrolyten. 3–7 dagen post-hittestress.PDF Toolbox > Hittestress
Afkoelprotocol (infographic)Hoe koel je correct af? Gieten, schrapen, timing, temperatuur.visueel schemaToolbox > Hittestress
Zomerstal-checklistChecklist voor veilige stalomstandigheden bij hitte (ventilatie, schaduw, gedrag).PDF Toolbox > Zomerbeheer
Elektrolytencalculator (optioneel)Tool om elektrolytenbehoefte te berekenen o.b.v. gewicht, arbeid en temperatuur.Interactieve app featureRantsoencalculator app

Een paard bestaat voor meer dan 60% uit water. In warme periodes of bij fysieke inspanning verliest het aanzienlijk vocht via zweet, ademhaling en urine. Een goed zomerrantsoen houdt dus niet alleen rekening met hydratatie, maar ook met het gericht aanvullen van elektrolyten: essentiële zouten zoals natrium, kalium, chloride, calcium en magnesium.

Waarom is dit zo belangrijk in de zomer?

  • Paarden kunnen tot 10–15 liter per uur zweten tijdens arbeid bij warm weer.

  • Zweten betekent niet alleen vochtverlies, maar ook een aanzienlijk verlies van zouten.

  • Een tekort aan elektrolyten leidt tot spiertrillingen, sloomheid, verstoorde herstelprocessen en verhoogd risico op hittestress of spierbevangenheid.

  • Zelfs bij rustige paarden of paarden op rust is aanvulling vaak zinvol, zeker bij langdurig warm weer.

✅ Checklist

Hoofdstuk 3: Voeding vóór de wei

Wat je voert vóór de wei, bepaalt wat er straks gebeurt

De overgang naar gras is niet alleen een kwestie van tijd, maar ook van inhoud.

Wie plots krachtvoer, granen of snelle suikers combineert met jong voorjaarsgras, stuurt het fermentatiesysteem van zijn paard recht de mist in.

Voorbereiden betekent: het darmmilieu stabiel houden, fermentatiepieken vermijden en de overgang soepel begeleiden. Daarvoor heb je vezels, structuur, speekselproductie én een aangepaste voeraanpak nodig.

En nee — dat begint niet op dag 1 van het weideseizoen. Dat begint minstens twee weken op voorhand.

✅ Checklist

Hoofdstuk 4: Opbouw weidegang

Tijd is je grootste bondgenoot (of je grootste fout)

Een paard dat al maanden hooi krijgt en ineens een hele namiddag op de wei staat? Dat is vragen om problemen.
De darmen zijn niet ingesteld op suikerrijk, snel verteerbaar gras. De enzymen, darmflora en motiliteit moeten zich geleidelijk aanpassen. En dat betekent: tijd, timing en tussentijdse observatie.

De vuistregel? Liever 10 dagen lang opbouwen dan 10 weken herstellen.

✅ Checklist

Hoofdstuk 5: Monitoring

De kunst van het kijken vóór het fout loopt

Een paard dat hoefbevangen is, laat dat zelden op dag 1 zien.
Vaak zijn er subtiele signalen in de mest, het gedrag, de houding of de hoeven die – als je goed kijkt – al dagen eerder beginnen.

Monitoring draait niet om paniek, maar om inzicht en observatie.
Wie leert kijken, voorkomt schade. En wie twijfelt, beperkt de schade.

Hoofdstuk 6: Logboek & hulp inschakelen

Gegevens bijhouden is geen overbodige luxe

In je hoofd lijkt alles logisch: je hebt opgebouwd, goed gevoerd, signalen opgevolgd. Maar na een paar dagen of weken weet je niet meer precies wanneer die mest zachter werd, welk perceel dat was, of hoeveel krachtvoer je toen gaf.

Daarom is een logboek niet alleen handig, maar in veel gevallen het verschil tussen sturen of achter de feiten aanlopen.

Bovendien helpt het je om sneller en beter advies te krijgen. Want een voedingsadviseur met een goed overzicht werkt efficiënter én gerichter.

✅ Checklist

Voeding bij grasopbouw: hoe stuur je het rantsoen bij in het weideseizoen?

Gras is niet zomaar “gratis ruwvoer”. Het is een levende, wisselende voedingsbron die veel invloed heeft op de gezondheid en het metabolisme van je paard.

Waarom is dit belangrijk?

Gras verandert voortdurend van samenstelling:

  • in suikergehalte (fructaan, glucose)

  • in structuur en verteerbaarheid

  • in eiwit- en mineralenprofiel

  • in beschikbaarheid door seizoen of beheer

Een paard op gras heeft niet automatisch een uitgebalanceerd rantsoen — ook niet als het er ‘goed en gelukkig’ uitziet.

Voorjaarsgras = groeibom én risicovoer

  • Jonge grassen bevatten veel suiker en weinig structuur

  • Ideaal voor snelle groei, maar niet voor vertering en verzadiging

  • Risico’s bij sobere rassen, EMS, PPID of herstellende paarden

Veelvoorkomende klachten bij overmatige grasopname:

  • gasvorming, diarree, hoefproblemen

  • gedragsverandering of ‘druk gedrag’

  • gewichtsvermeerdering

  • schommelende prestaties

Wat verandert er in het rantsoen?

  1. Minder hooi, meer gras? → risico op vezeltekort

  2. Verandert je weide dagelijks? → instabiele suiker- en eiwitopname

  3. Supplementen nog nodig? → ja, tenzij je gras exact laat analyseren

  4. Krachtvoer nog passend? → vaak niet. Gras = extra energie

 Gras is rijk aan energie, maar arm aan bepaalde spoorelementen. Dat zorgt voor sluimerende tekorten.

Denk ook aan:

  • Opnamebeperking via graasmasker

  • Vaste hooi-momenten voor darmbalans

  • Suppletie van koper, zink, magnesium en omega 3

  • Voorkomen van stilstaande maag of explosieve fermentatie

Wat kan jij doen?

  • Evalueer de werkelijke grasopname van je paard
  • Combineer weidegang altijd met gecontroleerd ruwvoer
  • Houd gedrag, mest, gewicht en prestaties in de gaten
  • Gebruik de FructanAlert bij schommelend weer of gevoelige paarden
  • Vraag gericht rantsoenadvies als je merkt dat je paard verandert

In de ENC-app

  • FructaanAlert – dagadvies op basis van temperatuur en zonlicht

  • Quick Guide: graasfouten vermijden

  • Hulp nodig? Stel je vraag via het contactformulier of vul de gratis voedingscheck in

error: De inhoud van deze website is beschermd!