Vooral van eigenaren van sportpaarden krijg ik vaak te horen dat hun paard te dik is. Toch blijkt na een objectieve Body-Condition-Score (BCS) meting dat het dier keurig een overall 5 scoort: precies de zone die wetenschappers als gezond bestempelen. Tegelijk staan ze me vol ongeloof aan te staren als ik zeg dat hun paard ondergewicht heeft.
Waar komt dat hardnekkige misverstand vandaan?
In deze BCS-handleiding leg ik uit hoe je de BCS correct beoordeelt, waarom een dressuur- of springpaard met wat “cover” niet per definitie te dik is, en hoe de ideale score verschilt voor weide-, recreatie- en sportpaarden.
Zo kun jij voortaan zelfverzekerd onderbouwen óf – en hoeveel – er écht van die kilo’s af moet.
BCS in 90 seconden
Gebruik het 9-punts Henneke-systeem (1 = graatmager, 9 = extreem vet).
Ideale marge voor de meeste paarden: BCS 4–6.
Eén BCS-punt staat ruwweg voor 20–25 kg lichaamsvet bij een 500–550 kg warmbloed. (Pratt-Phillips, S., & Munjizun, A. (2023). Impacts of adiposity on exercise performance in horses. Animals, 13(4), 666.)
- Palpeer áltijd minstens zes vaste punten (nek, schoft, schouder, ribben, ruglijn, staartbasis); kijken alléén is verraderlijk.
Bij Equi Nutri Care beoordelen we het paard op 10 vaste punten waar vet zich kan opstapelen. Zo krijgen we een objectief beeld van de lichaamssamenstelling – en zien we meteen of het paard te dik, te dun of precies goed in balans is.
Wat betekent BCS 4, 5 of 6?
BCS 4 - slank & atletisch
Ribben makkelijk te voelen, soms licht zichtbaar. Perfect voor
duur- en krachtwerk zónder ballast, op voorwaarde dat de bovenlijn
gespierd blijft.
Onder BCS 4 neemt het risico op
immuniteits- en botproblemen toe.
BCS 5 - de gulden middenweg
Ribben niet zichtbaar maar onder lichte druk direct te voelen, vloeiende overgangen.
Dé ideale score voor de meeste recreatie-, spring- en dressuurpaarden.
BCS 6 - matig vlezig
Beginnende vetlaag is zichtbaar. Ribben nog steeds te voelen met enige druk.
Nuttig bij blessure-herstel of senioren
(kou-buffer), mits het zetmeelgehalte laag blijft en dagelijske beweging.
Algemene factoren die een rol spelen
Naast de puur numerieke BCS-score zijn er enkele belangrijke
elementen die de interpretatie beïnvloeden:
Conformatie
De lichaamsbouw bepaalt waar vet zich ophoopt en hoe je ribbenpalpatie uitvoert.
Een hoekige bouw met een scheve rug kan bijvoorbeeld vetkussentjes verbergen
rond de kaak of achterhand.
Een robuuste koudbloed oogt door de skeletbouw meestal dikker dan die in werkelijkheid is.
Ras & genetica
Rassen verschillen in vetverdeling en spieropbouw:
- Arabieren hebben vaak weinig subcutaan vet, maar slaan vet
diep rond de buikorganen op. - Koudbloedstypes hebben van nature meer “vetlaag” op de schoft en schouder.
Spiermassa versus vet
Goed ontwikkelde spieren kunnen verhullen dat er weinig vet is. Een
atletisch paard met stevige bovenlijn kan bij palperen een “dunner”
vetplaatje laten voelen, terwijl zijn spieren de contouren vullen.
Leeftijd & activiteit
Jonge groeiende paarden en senioren hebben een andere vet-spierratio dan
volwassen sportpaarden; zie sectie “Levensfase & ras” voor details.
Drie managementprofielen, drie BCS-doelen
Profiel | Typische situatie | Meest voorkomende fout | Streef-BCS | Kort advies |
---|---|---|---|---|
Weidepaard (24/7 gras – weinig arbeid) | Ezels, sobere pony’s, gepensioneerde paarden | “Gras is natuur, dus veilig” → obesitas & EMS | 4 – 5 | Beperk gras (graasmasker, strip-begrazing), voer- en weeg check |
Recreatiepaard (3-4× p/w lichte arbeid) | Buitenritten, manège-lessen | Langzame, sluipende gewichtstoename | ≈ 5 (4 ½ – 5 ½) | Maandelijkse BCS & gewichtscheck, krachtvoer afstemmen op werkelijk werk |
Sportpaard (intensieve training & wedstrijden) | Dressuur, springen, eventing | Te mager (BCS 3) óf te vet na blessurerust | 4 – 5 in seizoen, 5 – 6 in rust | Energiedicht & vezelrijk rantsoen, Muscle Condition Score naast BCS |
🛡️ graasmaskers - fantastisch hulmiddel tenzij je 4 valkuilen negeert
graasmasker-check: 4 valkuilen die je móét vermijden
- Pasvorm fout
Het bodemgat hoort altijd ongeveer 1 cm onder de lippen te zitten. Anders kunnen paarden onder- of zijlangs eten. - Gat te groot
Gebruik een insert of zet een klein kabelbinder-kruisje over het gat (± 2 cm Ø). Zo kunnen ze alleen kleine hapjes nemen. - Graslengte
Lange sprieten (≥ 6 cm) vouwen makkelijk door het gat mee. Houd de wei rond 5–6 cm of maaibreedtesnede op 6 cm. - Losschuren
Zet een break-away halster op met extra keelriem en neusriem-stopper. Zo schuift het masker niet tijdens wrijven tegen de stal of een tree.
Een goed passend masker kan ⬇️ 30–80 % minder grasopname geven. Controleer daarom iedere 14 dagen je paard op BCS + gewicht.
🔧 Praktische tips om de reductie weer richting 70 %+ te krijgen
- Typemix
Wissel af: 6 u korf met klein gat én daarna 2 u plate-model (Greenguard) voor welzijn en minder frustratie. - Track-systeem of Paddock Paradise
Liever meer stappen op arm gras dan kortere weidetijd; beweging verbrandt extra kcal én voorkomt verveling. - Effectiviteit meten
• Gewicht- & BCS-check om de 14 dagen.
• Zet het paard 3 u op kaal zand met hooinet → noteer kg hooi vóór/na om hap-per-minuut te schatten. - Plan B bij “super-hackers”
• Nachtweide i.p.v. dag (fructaan ’s ochtends lager).
• Strip-grazing met draad op 10 × 20 m en dagelijks 1 m opschuiven.
• Gecontroleerde uren in droge paddock met hooinet (3 cm maas).
Meet je resultaat:
Noteer BCS en het resultaat van de gewichtscheck elke twee weken; houd een fotolog bij.
Gebruik je een weeglint om het gewicht van je paard bij te houden? Houd er dan rekening mee dat de meting flink kan afwijken. Vergelijkende tests met verschillende commerciële linten lieten afwijkingen zien van 20 % of meer ten opzichte van een weegbrug, vooral bij grotere warmbloeden. (Accuracy of weigh tapes for horses can vary by more than 20%, finds study) Daarnaast kan een onnauwkeurige plaatsing of wisselende strakheid van het lint nóg eens 10-15 % extra foutmarge veroorzaken. (Grimwood, K., Lancaster, B., & Handel, I. (2023). Factors affecting weigh-tape reading in the measurement of equine body weight. Animals, 13(8), 1330.) Met andere woorden: een weeglint is prima om trends te volgen, maar minder geschikt om medicatie- of voerhoeveelheden exact op te baseren.”
Zo scoor je correct
1. Voelen = weten – palpeer tenminste de zes Henneke-punten.
2. Noteer het cijfer per punt en bereken het gemiddelde.
3. Fotolog – maandelijks zij- en achteraanzicht, zelfde hoek en licht.
4. Weegtape – snelle trendmeter, niet nauwkeurig.
5. Reality-check – eigenaren onderschatten gemiddeld ½ – 1 punt.
Managementtips per type paard
Weidepaard
- Track-systeem of paddock-paradise stimuleert beweging.
- Graasmasker 6-12 u/dag kan opname tot 80 % verlagen.
- Hooi met < 10 % NSC om suikers te beperken.
Recreatiepaard
- Ruwvoer 1 ½ – 2 % BW – krachtvoer max. 0 ¼ % BW.
- Intervaltraining (bijv. 3× 5 min draf, 3× 2 min galop) is efficiënter voor vetverbranding dan lange, trage ritten.
- Seizoenscheck in mei en oktober.
Sportpaard
- Vetbron (lijnzaad- of rijstzemelolie) ± 0 ½ ml / kg BW bij hoge energiebehoefte.
- Muscle Condition Score (TES) naast BCS; verlies bovenlijn = alarm.
- Revalidatie? Liever BCS 5-6 dan 3-4 — reserve-energie versnelt herstel.
Wat als je paard buiten de range valt?
Huidige BCS | Actie | Richttijd* |
---|---|---|
≤ 3 | Dierenartscontrole, vet- & eiwitrijk bijvoeren, progressieve training | 4 – 8 wk |
7 – 8 | Ruwvoer < 1 ¼ % BW, geen krachtvoer, 6 d/w beweging ≥ 30 min, graasmasker 12 u/dag | 8 – 12 wk |
9 | Medisch plan + strikte calorierestrictie onder leiding van dierenarts | 3 – 6 mnd |
* Richttijden zijn indicatief; ze variëren per metabolisme, rantsoen en weidebeheer.
Conclusie
- Weidepaarden hebben de grootste kans op overgewicht – streef BCS 4-5.
- Recreatiepaarden functioneren het best rond BCS 5.
- Sportpaarden presteren optimaal op BCS 4-5; een BCS 5-6 in rust is géén probleem en bevordert herstel.
Groei- en seniorpaarden verdienen hun eigen “BCS-regels”
Jonge paarden vs. senioren – wat mag je verwachten van hun BCS?
Jonge paarden (veulen → ± 2 jr)
Ze lijken soms wat “schraal”, omdat hun calorieën allereerst naar onderhoud én lengtegroei gaan. Zolang de BCS niet onder 3 zakt, is dat geen reden tot paniek.
Let wel: langdurig ondergewicht (< BCS 4) verhoogt het risico op:
- verstoorde botontwikkeling
- minder weerstand
- een latere “inhaalslag” waarbij vooral vet wordt opgeslagen.
Rasnuance: Barokke en enkele koudbloedrassen zoals Friesen groeien langer door (tot 6–8 jr).* Bij deze laatrijpe paarden is BCS 3–4 tot ± 4 jr vaak fysiologisch normaal, op voorwaarde dat eiwit & mineralen (Ca/P, Cu/Zn) op peil zijn en röntgen/groeicurves geen problemen tonen.
Senioren (≈ > 18 jr)
Oudere paarden verliezen makkelijker spiermassa en hebben het sneller koud. Een BCS tussen 5 en 6 is voor hen ideaal.
Bij < BCS 5 stijgt de kans op spierafbraak, kou-stress en infecties; bij > BCS 6 neemt de insuline-resistentie toe en groeit het risico op hoefbevangenheid.
Kort samengevat:
- Jonge paarden mogen slank ogen, maar laat ze niet onder BCS 3 zakken.
- (Gezonde) senioren hebben juist baat bij een beetje “buffer”: streef BCS 5-6.
Spoedspiek of rustig bijsturen?
Levensfase | Streef-BCS | Actie bij afwijking |
---|---|---|
Groei (spenen → 2 jr) | 4 – 6 | < 4 → eiwit/energie ophogen, olie & pulp toevoegen. > 6 → energiedichtheid omlaag, Ca/P & Cu/Zn in balans. |
Laatrijp ras (Fries, PRE) (tot ± 4 jr) | 3 – 4 | < 3 → rantsoen-, worm- & bloedanalyse uitvoeren. > 4–5 → alleen bij overmatige vetafzetting inperken. |
Volw. recreatie | 4½ – 5½ | Zie managementschema hierboven. |
Sportseizoen | 4 – 5 | Zie managementschema hierboven. |
Blessurerust sport | 5 – 6 | Zie managementschema hierboven. |
Senior (> 18 jr) | 5 – 6 | < 5 → tand- & levercheck; makkelijk verteerbare vezels (geweekte bietenpulp, senior-mash); vitamine E verhogen. > 6 → laag-NSC hooi (1,25 % BW), dagelijkse beweging, ACTH/insuline controleren. |
✱ Richttijden voor gewichtscorrectie variëren per metabolisme, rantsoen en weidebeheer.
4 Take-aways
Jonge paarden mogen slank ogen, maar laat ze niet onder BCS 3 zakken.
Friesen en andere laatrijpe rassen tonen langer “schraal” – beoordeel BCS in de context van hun groeicurve.
Senioren hebben baat bij een buffer: streef BCS 5–6 om spierafbraak en kou-stress te minimaliseren.
📌 Praktisch: combineer BCS‐meting altijd met een gewichtstape of weegbrug én een maandelijkse fotolog; zo merk je trends tijdig op en hoef je alleen bij te sturen als de score echt buiten de bandbreedte valt.