Wanneer vraag je hulp in het voorjaar?
De grens tussen normaal en niet meer oké
De overgang naar weidegang is een natuurlijke én delicate fase. Sommige reacties zijn normaal – andere wijzen op overbelasting of een sluimerend probleem. Maar hoe weet je wanneer het tijd is om in te grijpen?
Wat hoort bij de overgang van hooi naar gras?
Sommige veranderingen zijn kortdurend, mild en passen bij de aanpassing aan vers gras. Denk aan:
Eén dagje wat zachtere mest (zonder waterig karakter)
Iets meer energie of schrikachtig tijdens het rijden
Een lichte verslechtering van de eetlust de eerste dagen
Kortdurende winderigheid of lichte gasvorming
Korte periode van wennen aan andere voederstructuur
Deze signalen verdwijnen meestal vanzelf na 2 tot 4 dagen en kunnen begeleid worden door kleine rantsoenaanpassingen of een aangepaste weide-opbouw.
Wanneer wordt het zorgwekkend?
Als één of meer signalen langer dan 3 dagen aanhouden, heviger worden of combineren, is dat een duidelijk alarmsignaal:
Brijachtige of wisselende mest die niet stabiliseert
Gasvorming en buikklachten (rusteloos, krampachtig, veel liggen)
Daling in eetlust of wateropname
Verandering in gedrag (lusteloos, nerveus, bijterig)
Stijfheid die toeneemt of niet verdwijnt
Warme hoeven of pulsaties voelbaar aan meerdere benen
Verandering in de frequentie of geur van mest
Slechte vacht of zweten zonder arbeid
Onregelmatige beweging zonder duidelijke oorzaak
Bij twijfel: liever te vroeg dan te laat
Voorjaarsproblemen beginnen vaak subtiel en sluimerend. Een paard dat “nog wel eet” of “een beetje winderig is” kan een dag later kreupel zijn van de hoefbevangenheid.
Gebruik je observatiekaart als leidraad, bespreek veranderingen met je dierenarts of voedingsdeskundige, en aarzel niet om professioneel advies in te winnen als je paard:
herhaaldelijk milde signalen laat zien,
zich plots anders gedraagt dan normaal,
of een voorgeschiedenis heeft van stofwisselingsproblemen.