De herfst is een overgangsperiode. Wat op het eerste gezicht een “rustiger seizoen” lijkt, is voor het paard juist een fase waarin veel verandert:
Het gras verandert van samenstelling: minder energie, eiwit en vezels
De nachten worden kouder, wat extra energie vraagt
De darmflora moet zich aanpassen aan veranderingen in voer en ritme
De wateropname daalt omdat de dorstprikkel afneemt
De mest wordt donkerder, droger of wisselender
En het gedrag verandert vaak subtiel mee
De herfst is dus géén wachtperiode. Het is het moment waarop je het verschil maakt tussen een paard dat de winter ingaat met stabiliteit — of met achterstand.