ENC Herfstprogramma Dag 20

Observatie en lichaamstaal: wat vertelt je paard écht?

Een rantsoenberekening geeft getallen, maar je paard laat elke dag zien of dat klopt. Niet alleen via mest en energie, maar ook via vacht, hoeven en gedrag. Observatie is daarom een onmisbare aanvulling op cijfers en analyses.

Waarom observatie zo belangrijk is

Paarden zijn meesters in het verbergen van zwakte — als prooidier overleven ze door pas laat duidelijke symptomen te tonen. Subtiele signalen in eetlust, energie, mest en gedrag kunnen je vaak eerder vertellen dat er iets niet klopt. In de herfst, wanneer rantsoen en management sterk veranderen, zijn die signalen extra waardevol.

Vacht en hoeven: de eerste waarschuwingslampjes

Wanneer er tekorten of disbalansen in het rantsoen zijn, geeft het lichaam prioriteit aan de meest vitale functies: hersenen, hart, lever, spieren.
De vacht en hoeven zijn minder “cruciaal” voor directe overleving en krijgen pas voedingsstoffen zodra er genoeg beschikbaar is.

Daarom zie je vaak als eerste:

  • Een doffe vacht of trage verharing → tekort aan aminozuren, koper, zink of energie.
  • Hoefproblemen zoals groeiringen, scheuren of brokkels → afspiegeling van rantsoenwissels of langere tekorten (zink, koper, biotine, methionine).
  • Vertraagde wondgenezing, schilferige huid of kleurveranderingen → bijkomende tekenen van onevenwicht.

Kortom: vacht en hoeven functioneren als de “waarschuwingslampjes” van het rantsoen. Ze zijn niet de oorzaak van de onbalans, maar ze laten zien wat er inwendig al langer speelt.

Gedragingen die je iets kunnen vertellen

  • Eetlust: gulzig eten, schrapen of voernijd duiden vaak op te weinig vezels of te lange voerpauzes. Verminderde eetlust kan juist wijzen op pijn, maagproblemen of smakelijkheid.
  • Energie: loom of sloom gedrag kan wijzen op te weinig beschikbare energie; explosief of prikkelbaar gedrag op te veel snelle koolhydraten.
  • Mest: droge, harde mest wijst vaak op minder wateropname of vezels; natte of wisselende mest kan te maken hebben met te veel suikers of een instabiele darmflora.
  • Gedrag rond voeren: voernijd, onrust of schrapen kan wijzen op frustratie door voermanagement, niet alleen door voeding zelf.

En wat met stereotypieën?

Kribbebijten, luchtzuigen, weven, overmatig schrapen, mest of zand eten worden vaak te snel uitgelegd als tekorten in het voer. De werkelijkheid is genuanceerder:

  • Deze gedragingen ontstaan meestal uit chronische stress, verveling of frustratie (te weinig ruwvoer, sociaal isolement, beperkte bewegingsruimte).
  • Rantsoen kan een rol spelen (te veel zetmeel, te weinig vezels), maar is zelden de enige oorzaak.
  • Eenmaal aangeleerd verdwijnen ze meestal niet meer volledig, ook al verbeter je management en voeding.
  • Hout of zand eten kan zowel gedragsmatig als rantsoengerelateerd zijn; pas bij een duidelijk patroon is het zinvol om tekorten te onderzoeken.

Belangrijk: niet elk stereotiep gedrag is een rantsoenspiegel. Het is vooral een signaal dat het totale management (voeding, huisvesting, sociaal contact, beweging) niet optimaal aansluit bij de natuurlijke behoeften van het paard.

Tools & downloads

Gebruik de Interactieve Observatiecheck.
Daarmee leg je dagelijks vast hoe je paard eet, beweegt, mest produceert en zich gedraagt. Zo herken je sneller patronen en kun je kleine signalen koppelen aan rantsoen en management.

Gerelateerde berichten

erreur : Le contenu de ce site web est protégé !