Vezels vormen het fundament van elk paardenrantsoen – en in de winter nog net iets meer. Terwijl krachtvoer vaak wordt aangepast aan arbeid, blijft het ruwvoer grotendeels hetzelfde. Toch zit daar net de sleutel tot gezondheid én warmte. Want niet elke vezel vult op dezelfde manier, en al zeker niet elke vezel voedt. Begrijpen wat er in die pluk hooi zit, maakt het verschil tussen overleven en opbloeien.
Niet elke vezel is hetzelfde: celstof versus pectines
Vezels worden als één geheel gezien, maar de werkelijkheid is complexer. Celwanden van planten bestaan uit verschillende componenten, waarvan cellulose, hemicellulose en lignine grotendeels onoplosbaar zijn. Deze vezels zijn belangrijk voor de darmmotiliteit, maar leveren nauwelijks bruikbare energie.
Fermenteerbare vezels, zoals pectines en sommige hemicelluloses, worden daarentegen door microben in de dikke darm omgezet in vluchtige vetzuren (VFA’s) — een belangrijke energiebron voor het paard, zeker in koude periodes.
WIST JE DAT….
pectines sneller fermenteren dan cellulose en tot wel 70% van de energiebehoefte uitmaken bij paarden die op ruwvoer leven?
Structuurrijk of schraal hooi: wat zegt dat over de inhoud?
Hooi met lange, harde stengels ziet er misschien ‘rijk’ uit, maar dat zegt weinig over de voedingswaarde. Integendeel: een late snede of overmatig verhoute stengels leveren minder fermenteerbare inhoud, en kunnen zelfs de verteerbaarheid belemmeren.
Aan de andere kant is schraal of kort hooi ook niet zonder risico: meestal is dit hooi arm aan calcium, eiwit en bepaalde spoorelementen. Zeker in langdurige stalperiodes kan dat tekorten veroorzaken die pas later zichtbaar worden.
Warmte van binnenuit: de rol van vezels bij thermoregulatie
Bij de fermentatie van vezels in de dikke darm komt warmte vrij. Deze post-fermentatieve thermogenese helpt het paard om zichzelf warm te houden zonder extra beweging. Vooral hooi met voldoende fermenteerbare componenten (zoals jong geoogst gras, luzerne of toegevoegde bietenpulp) draagt bij aan deze natuurlijke ‘interne verwarming’.
Let wel: de warmte komt pas uren na het eten vrij, dus geef ‘s avonds voldoende vezels om nachtelijke afkoeling tegen te gaan.
Hoeveelheid versus kwaliteit: wanneer moet je bijsturen?
Een paard dat veel hooi krijgt, is niet per definitie goed gevoed. Ruwvoer van lage kwaliteit vereist aanvulling – niet per se met brok, maar met gerichte vezelbronnen zoals esparcette, geweekte pulp of luzerne. Dit kan het fermentatieprofiel en dus de darmgezondheid verbeteren, zonder te vervetten of het maagdarmstelsel te belasten.
Soms is aanvullen met vetten of eiwit ook nodig, vooral bij sportpaarden of oudere dieren met hogere onderhoudsbehoeften.
Hooi beoordelen zonder analyse: wat kun je zien, ruiken en voelen?
Hoewel een laboratoriumanalyse de gouden standaard blijft, kun je ook zonder meetwaarden veel afleiden:
Geur: fris en lichtzoet? Goed. Schimmelig of muf? Risico.
Kleur: bleekgroen of goudgeel is normaal; donkerbruin wijst op verhitting.
Structuur: jong hooi is zachter, met meer blad. Oud hooi is stengelrijk.
Stof: zichtbaar stof wijst op risico voor luchtwegen én darmgezondheid.
Gebruik deze zintuiglijke beoordeling om te beslissen of een batch veilig en voedzaam genoeg is – of je beter moet bijsturen.
Conclusie
Een paard warm en gezond houden in de winter begint niet bij een dikkere deken of een extra schep brok, maar bij de juiste vezels. Niet om te vullen, maar om te voeden. Wie het verschil kent tussen structuur en inhoud, tussen celstof en pectines, voert met inzicht — en met voorsprong.