Voor het ene paard is de weide een vertrouwde habitat, voor het andere een risicozone. Terwijl sommigen al jaren probleemloos grazen, reageren anderen op het eerste voorjaarsgras met koliek, hoefbevangenheid of explosieve energie.
Maar zelfs bij de zogenaamde “ervaren” weidepaarden loert gevaar wanneer de begeleiding achterblijft. Want weidegang is geen kwestie van gewenning – het is een managementkeuze die afgestemd moet zijn op het type, de fysiologie én de voorgeschiedenis van het paard.
Verschillende types, verschillende risico’s
Niet elk paard betreedt de wei met dezelfde bagage. De aanpak moet dan ook verschillen per type:
Jonge paarden: Hun darmmicrobioom is nog in ontwikkeling. Te snelle overgang naar energierijk gras kan leiden tot verteringsproblemen of gedragsveranderingen.
Sobere rassen: Denk aan Ijslanders, Friezen of Shetlanders. Hun metabolisme is afgestemd op schraalheid en verdraagt plots veel suiker of fructaan vaak slecht.
Oudere paarden: Verminderde kauwkracht, veranderde insulinegevoeligheid of onderliggende lever- of nierproblemen maken hen kwetsbaarder voor voorjaarsveranderingen.
Herstellende paarden: Na koliek, hoefbevangenheid of antibioticagebruik is een gefaseerde, gecontroleerde herintroductie cruciaal.
De mythe van 'ze heeft er nooit last van gehad'
Een veelgehoorde dooddoener.
Geen symptomen betekent niet automatisch een gezond verloop.
Chronische overbelasting van de lever, subklinische hoefproblemen of sluimerende insulineresistentie blijven vaak onder de radar – tot het misgaat.
Jaar na jaar zonder zichtbaar probleem is geen garantie, zeker niet als rantsoen, arbeid of bodemgesteldheid wél veranderen.
Weidegang is geen vakantie, het is training
Beweging, voeropname, sociale interactie, blootstelling aan prikkels: de wei is een intense omgeving.
Goed geplande weidegang draagt bij aan spieronderhoud, mentale rust en natuurlijke eetpatronen. Maar dat werkt alleen als het rantsoen aansluit op de realiteit op het gras: suikers, energie-inhoud en timing verschillen per perceel, seizoen en moment van de dag.
Tip: plan je arbeid vóór of ná de piek in fructaangehalte (’s avonds lager bij stabiel weer), zeker bij gevoelige paarden.
Rantsoen en management: voorbeelden per type
Jonge paarden: geleidelijke opbouw in minuten, ruwvoer vóór weidegang, extra monitoring op mest en gedrag.
Sobere types: beperkte weidetijd, eventueel met graasmasker, aanvulling met arm hooi om het totale suikergehalte te drukken.
Senioren: regelmatige gebitscontrole, extra eiwitten via luzerne of pulp, monitoring op spiermassa en mestkwaliteit.
Herstellenden: weidegang starten onder begeleiding, bij voorkeur in paddock of schrale weide met hooirantsoen als basis.
Conclusie: maatwerk is de sleutel
Weidegang is geen automatisme – het is een strategisch onderdeel van het management dat net zo individueel afgestemd moet worden als een trainingsplan of het voerplan.
Wie elk paard bekijkt als een unieke casus, verkleint de risico’s en vergroot het welzijn.
En zelfs de grootste weideveteraan verdient een jaarlijkse herevaluatie. Want ook ervaring slijt.