Waarom het níet vanzelfsprekend is dat een paard weet wat het wel of niet mag eten
Het is een wijdverspreide overtuiging onder paardeneigenaars: dat een paard instinctief weet wat het wel of niet mag eten. Maar die gedachte is niet alleen fout — ze is ronduit gevaarlijk. In werkelijkheid is voedselintelligentie géén aangeboren alleskennis, maar een leerproces dat afhankelijk is van ervaring, observatie en omgeving.
Vooral bij gedomesticeerde paarden, die op kunstmatige bodems leven, gevoerd worden in emmers en vaak geen toegang hebben tot een gevarieerd voedselaanbod of sociaal leren via de kudde, ontbreekt die leercurve volledig. Een paard dat nog nooit eerder taxus, esdoorn of Jakobskruiskruid heeft gezien, zal zelden het instinct hebben om deze planten te vermijden. En een hongerig paard maakt al helemaal minder onderscheid. Vertrouwen op de ‘natuurlijke selectie’ van een paard in een onnatuurlijke omgeving is dus spelen met vuur. Of beter gezegd: met gif.
De opbouw van voedselkennis bij wilde paarden
Wilde paarden ontwikkelen hun voedselkennis door een samenspel van zintuigen, ervaring en sociaal leren. Jonge paarden nemen kleine hapjes van onbekende planten, testen op geur, smaak en effect, en bouwen zo een mentaal archief op van wat eetbaar is. Negatieve ervaringen — van bittere smaak tot lichte misselijkheid — leiden tot vermijding. Die kennis wordt verfijnd door kudde-observatie: veulens kopiëren het graasgedrag van ervaren dieren.
Deze leercurve is contextgebonden: ze werkt alleen in het ecosysteem waarin het paard leeft. Wilde paarden die plots verplaatst worden naar een andere regio, lopen een hoger risico op intoxicatie omdat de lokale flora onbekend is.
Waarom gedomesticeerde paarden achterlopen
In de moderne paardenhouderij zijn veel natuurlijke leerbronnen afwezig. De variatie ontbreekt, kudde-observatie is beperkt of afwezig, en het voer wordt meestal kant-en-klaar aangeboden in een gecontroleerde vorm. Daardoor missen deze paarden de kans om zintuiglijke informatie te koppelen aan voedselfeedback.
Zelfs sociaal leren wordt onderdrukt: jonge paarden groeien vaak individueel op, zonder langdurige interactie met ervaren soortgenoten. In plaats van leren wat te eten, leren ze vooral wanneer het voermoment start — en dat alles wat in de voederbak ligt, “veilig” zou zijn.
Zonder die opgebouwde intelligentie zijn paarden vatbaarder voor het eten van giftige planten, schimmelig hooi of zelfs oneetbare materialen zoals plastic, zand of mest.
De impact op gezondheid en gedrag
Voedselintelligentie is méér dan het vermijden van vergif. Paarden met een goed ontwikkeld voedingsinstinct kiezen bewust voor bepaalde planten of structuren wanneer hun lichaam daar behoefte aan heeft — bijvoorbeeld bitter smakende kruiden bij maagklachten, of houtachtig materiaal bij verveling.
Omgekeerd leidt een gebrek aan voedingskennis niet alleen tot een verhoogd intoxicatierisico, maar ook tot gedragsproblemen zoals pica (het eten van oneetbare dingen), stereotiep gedrag (zoals luchtzuigen of kribbebijten) en spijsverteringsstoornissen.
Niet zelden zien we een link tussen eenzijdige voeding, frustratie en gebrekkig foerageergedrag. Met andere woorden: een paard dat niet mag kiezen, leert het ook nooit.
Wat kunnen wij als mens doen?
We kunnen voedselintelligentie niet opleggen, maar wel mogelijk maken:
-
Zorg voor gecontroleerde variatie: hooi van verschillende oorsprong, takken van eetbare struiken, kruidenstroken of weides met doordachte beplanting.
-
Stimuleer sociaal leren: laat jonge paarden opgroeien in stabiele kuddes en observeer wat zij overnemen.
-
Voorkom tekorten: honger, verveling en een tekort aan ruwe vezel dwingen het paard tot risicovol gedrag.
-
Kijk verder dan de voederbak: voeding is geen kwestie van doseren alleen, maar ook van aanbieden, ontdekken en vertrouwen.
Tot slot
Voedselintelligentie is geen luxe of curiositeit. Het is een essentiële overlevingsvaardigheid die — ironisch genoeg — in gedomesticeerde paarden het vaakst ontbreekt. We kunnen deze intelligentie niet forceren, maar we kunnen ze wel stimuleren door paarden opnieuw ruimte, keuze en variatie te bieden. Het is onze verantwoordelijkheid als verzorgers om de voorwaarden te scheppen waarin paarden weer mogen leren — leren proeven, selecteren, en vertrouwen op hun zintuigen. Want alleen dan kunnen we echt zeggen: “Mijn paard weet wat goed voor hem is.”