Voeding voor paarden met speciale behoeften

Santé,Voedingmanagement,Ziektes en aandoeningen,Zorg en management

Bij paarden met speciale behoeften, zoals paarden met overgewicht, paarden met hoefbevangenheid of paarden met stofwisselingsproblemen, is het belangrijk om de voeding van deze paarden aan te passen aan hun specifieke behoeften.

Vrij veel aandoeningen waar onze paarden onder lijden, zijn gerelateerd zijn aan een onaangepast voedingsmanagement want bijna allemaal zijn ze te herleiden naar overgewicht.

We kennen allemaal wel een voorbeeld van de zogenaamd schattige te dikke pony. Maar het is niet alleen de pony die te dik is. Overgewicht is een gezondheidsprobleem bij paarden over de hele wereld, met een geschatte prevalentie tussen 31 en 45%. Bij pony’s en sobere rassen is de prevalentie zelfs nog hoger. Een onderzoek heeft aangetoond dat tot 72% van de volwassen pony’s overgewicht heeft waarvan in totaal naar schatting 20% obees is.

Paarden worden over het algemeen als obees beschouwd als ze een lichaamsconditiescore hebben van meer dan 7 op het Henneke 9-punts scoresysteem. Dat staat gelijk met een vetpercentage van ongeveer 20% van het totale lichaamsgewicht. Er zijn extreem obese paarden geregistreerd waarbij het percentage opliep op tot wel 40%.

Extreme obese is een zorg voor het welzijn van paarden omdat het risico op andere gezondheidsproblemen verhoogt, waaronder:

  • Equine Metabollic Syndrome (EMS)
  • Insuline-resistentie
  • Glucose intolerantie
  • Hyperinsulinemie (verhoogde insuline)
  • Laminitis
  • Systemische ontsteking
  • Hepatische lipidose
  • Osteochondrose (ontwikkelingsziekte)
  • Verminderde reproductieve prestaties
  • Artrose (degeneratieve gewrichtsaandoening)
  • Lipidose
  • Training-intolerantie
  • Warmte-intolerantie
  • Hyperlipidemie en dyslipidemie

 Elk paard kan overgewicht of obesitas krijgen; sommige paarden zijn meer vatbaar voor gewichtstoename dan andere.

Factoren die van invloed zijn op het risico van een paard om te zwaar te worden, zijn onder andere:

  • Overvoeding
    Overvoeding resulteert in een positieve energiebalans en kan optreden als je paard: te veel voer, te rijk voer, aanvullend voer terwijl een balancer volstaat… De kwaliteit van het voer moet ook passen bij de energiebehoefte.

  • Ras en genetische aanleg
    Bepaalde rassen zijn vatbaarder voor obesitas vanwege hun genetica.
    Er zijn gevallen van overgewicht en zelfs laminits bekend bij shetlandpony’s die op rotsen aan de kustlijn van VK leven . In de winter overleven ze voornamelijk op zeewier en ruw arm duingras. De aanleg voor zwaarlijvigheid kan een evolutionaire aanpassing zijn aan voedsel van slechte kwaliteit dat in het wild wordt gevonden.
  • Genetische aanleg
    Sommige aandoeningen die verband houden met zwaarlijvigheid, zoals insulineresistentie, hebben ook een genetische component. Dat kan genetisch worden doorgegeven. Een studie bij Welsh-pony’s en Morgan-paarden die vatbaar zijn voor zwaarlijvigheid, vond bijvoorbeeld een hoger aandeel genetische varianten die verband houden met ontstekingen en een ontregeld suiker- en vetmetabolisme
  • Hierarchie in de kudde
    Paarden die hoog in de hierarchie van de kudde staan lopen meer kans op overgewicht. Zij hebben betere toegang tot gemeenschappelijke voedselbronnen, zoals hooi, en krijgen ook meer ruimte om te grazen als ze in een groep worden uitgezet. Ter vergelijking: paarden met een lage rang besteden meer tijd en energie aan beweging omdat ze iedere keer weggejaagd worden. Deze paarden hebben meestal ook een hoger stressniveau.
  • Leeftijd
    Paarden ouder dan 4 jaar lopen een groter risico op overgewicht. Jongere paarden verbruiken meer energie tijdens het groeien en zijn actiever dan oudere paarden, wat het verschil in obesitasrisico tussen leeftijdsgroepen kan verklaren.
  • Arbeid en training
    Paarden met een zwaarder werkprogramma hebben door hun verhoogde energieverbruik een lager risico op overgewicht. Hoe meer activiteit het paard krijgt, hoe kleiner de kans op overgewicht. Lichaamsbeweging helpt ook om de insulinegevoeligheid te verbeteren, wat bijdraagt aan een gezond gewichtsbeheer. Zeven dagen lichte training verbetert de insulinegevoeligheid bij zwaarlijvige paarden met maar liefst 60%.
  • Beheer
    Het management van paarden is allesomvattend. Van huisvesting tot dagelijkse routine, voeding, socialisatie, training, veterinaire zorg en meer. Een studie toonde aan dat professionele paardenhouderijen minder paarden met overgewicht hebben terwijl uit een ander onderzoek bleek dat privaat gehouden paarden meer kans hebben op overgewicht.  Vermoedelijk omdat professionele faciliteiten meer kennis hebben over het behouden van een ideaal gewicht bij paarden in functie van fokprogramma’s, wedstrijden of shows.
  • Seizoen
    Paarden hebben in de zomer een groter risico op overgewicht dan in de winter. In één onderzoek was de prevalentie van obesitas 35% aan het einde van de zomer vergeleken met 27% aan het einde van de winter. Dit kan worden toegeschreven aan een groter energieverbruik in de winter, aangezien paarden calorieën verbranden door middel van thermogenese (warmteproductie) om een stabiele lichaamstemperatuur te behouden. Het is heel normaal dat paarden gedurende de winter lichaamsconditie verliezen omdat er minder ruwvoer beschikbaar is en de onderhoudsbehoefte van het paard door thermoregulatie toeneemt. Het suiker- en zetmeelgehalte in gras is het hoogst in de lente, wanneer het gras weelderig is en snel groeit. Dit kan bijdragen aan gewichtstoename bij paarden naarmate de zomer nadert. De winter is trouwens een ideaal seizoen om een paard met relatief weinig moeite te laten afvallen door de buik te scheren en het paard niet meer hooi te geven dan anders, gaat het meer vet verbranden om warm te blijven.
  • Rust
    Als een paard dat door blessure of om een andere reden op rust wordt gezet of een lichter trainingsprogramma krijgt toegewezen, wordt wel eens vergeten om het voerplan aan te passen. Om gewichtstoename te voorkomen, moet voer en weidegang worden verminderd in verhouding tot de afname van de lichaamsbeweging. Op het vlak van training kunnen dikke paarden geholpen worden met een training die gericht is op aerobe verbranding.

Overgewicht is ook een zogenaamde sluipmoordenaar. Een eigenaar of verzorger die dagelijks bij het paard komt, merkt vaak niet eens op dat het paard overgewicht krijgt of heeft.

Er zijn  heel wat “bekende” aandoeningen die gerelateerd zijn aan overgewicht. We gaan er een paar bespreken.

  • Equine Metabool Syndroom (EMS), een aandoening die vergelijkbaar is met diabetes type 2 bij mensen. EMS wordt gekenmerkt door verschillende metabole veranderingen bij het paard, waaronder hyperglykemie hoge bloedglucose, hyperinsulinemie hoge bloedinsuline en insulineresistentie. Paarden met EMS hebben verhoogde kans op laminitis. Een harde manenkam is de meest duidelijke indicatie van mogelijke EMS.

  • Insulineresistentie is een term die wordt gebruikt om paarden en pony’s te beschrijven die niet normaal reageren op de effecten van het hormoon insuline. Er wordt minder glucose uit het bloed gehaald en opgeslagen als glycogeen. Dat is problematisch omdat glucose zich ophoopt in het bloed en hyperglykemie of een hoge bloedsuikerspiegel veroorzaakt. Als reactie op hyperglykemie produceert de alvleesklier meer insuline om extra glucose uit het bloed te verwijderen. Hyperinsulinemie of hoge insuline in het bloed kan bijdragen aan complicaties zoals hoefbevangenheid.

    Deze paarden zijn gebaat bij een rantsoen op basis van 1,5% van het LG droog kwaliteitshooi dat minder dan 8% simpele suikers en zetmeel bevat.

  • Terugkerende rabdomyolyse komt vooral maar niet uitsluitend voor bij sportpaarden of paarden die zwaar getraind worden.
    Bij getrainde paarden die gevoelig zijn voor RER hoopt tijdens de rustdagen het spierglycogeen op. Wanneer ze gaan trainen, produceren hun spieren overmatig melkzuur en dit veroorzaakt spierbeschadiging en een beperkte bloedtoevoer naar de aangetaste spieren. Ongetrainde paarden die langdurig trainen, zijn ook kwetsbaar. Het recreatiepaard op gras dat opgezadeld wordt voor een plezierrit van 20 km is ook vatbaar voor RER.
    De triggers voor RER is een elektrolytenonevenwichtigheid waardoor het paard vatbaarder wordt voor het zgn. “tying up”. Voor gevoelige paarden is een kaliumrijk voer door bv granen een trigger. Het kaliumgehalte beïnvloedt de opname van natrium. Stress en bijbehorend zweten zijn belangrijke factoren, zeker als het paard voor en na het werk niet drinkt. Hou hier dus rekening mee tijdens de training als je een RER-paard in je klantenbestand hebt.

    Voorkomen is beter dan genezen en dat kan door een koolhydraatarm en een vetrijk dieet . Paarden die een voer met graan krijgen beter een rantsoen waarbij het krachtvoer vervangen wordt door plantaardige olie en lijnzaad te mengen met een koolhydraatarm alternatief, zoals zemelen Voeg 6 gram magnesiumoxide en zout toe aan het voer van het paard. Voorzie een zoutblok.
    RER-gevoelige paarden worden bij voorkeur dagelijks getraind, aangezien zelfs één dag inactiviteit kan resulteren in een RER-episode. Als dat niet kan, worden ze het beste op gras gezet. Heb je een intensievere trainingssessie gepland, hou dan ook rekening met een opwarming- en cooldown sessie. 

  •  PSSM of  Polysaccharide storage myopathie, een erfelijke ziekte, is het gevolg van abnormale opslag van polysacchariden (meervoudige suikers) in de spieren wat leidt tot spierkrampen. Ook wel spierbevangenheid of “tying up“ genoemd. Tekenen van PSSM zijn pijnlijke spieren, verzwakte spieren, spierafname en spierkrampen. Het dieet voor een paard met PSSM is bijna gelijkaardig aan dat van een paard met RER. Met dat verschil dat PSSM-paarden beter niet of zo weinig mogelijk op gras staan. Ook voor PSSM-paarden is beweging de sleutel tot verbetering en vermijden van PSSM-aanvallen.

    Beide aandoeningen zijn niet te verwarren met HYPP (hyperkalemic periodieke verlamming )  bij quarters en aanverwanten dat wordt veroorzaakt door een mutatie van het natriumkanaalgen van de spier. Als gevolg hiervan ontstaan spierspasmen samen met kaliumveranderingen in het bloed. Paarden met HYPP hebben een kaliumarmdieet nodig.

  • De term maagzweer of Equine Gastric Ulcer Syndrome (EGUS) wordt vaak verkeerd gebruikt en omvat eigenlijk een spectrum van inflammatoire en verstorende mucosale pathofysiologie (aandoeningen van het slijmvlies) die weefsels van het laatste deel van de slokdarm, de maag en de ingang in de twaalfvingerige darm aantast.  Het is belangrijk onderscheid te maken tussen Equine Squamous Gastric Disease (ESGD) en Equine Glandular Gastric Disease (EGGD) omdat er grote verschillen zijn in aangetast gebied én behandeling. Noch klinisch beeld noch laboratoriumonderzoeken kunnen een maagzweer betrouwbaar diagnosticeren, laat staan het getroffen gebied bepalen. Daarom is een betrouwbare diagnose alleen mogelijk d.m.v. endoscopie van de lege maag.
    EGUS gaat vaak gepaard met meerdere niet-specifieke symptomen zoals maar niet uitsluitend diarree, verminderde eetlust, buikklachten, gewichtsverlies, doffe ogen en vacht, prestatievermindering, terugkerende lichte koliek, gevoeligheid ter hoogte van de singel, weigerachtig om opgezadeld te worden, algemene apathie, trappen, geirriteerd gedrag  en soms gedragsverandering of ontwikkeling van zgn. stalondeugden.
    Paarden met maagklachten worden primair behandeld met een antacidum: een Rennie voor paarden. Studies tonen aan dat medicijnen niet altijd even effectief zijn omdat resultaten van de behandeling afhankelijk zijn van het getroffen gebied: ESGD of EGGD of PUD. Het gebruik van maagzuurremmers wordt nog onderzocht en tot nu toe is hun effectiviteit niet echt bewezen bij het genezen of voorkomen van maagzweren: ze moeten om de 2 uur in relatief grote hoeveelheden worden toegediend om maagzuur te neutraliseren.
    De belangrijkste factor in de behandeling van EGUS, is de oorzaak te vinden en deze weg te halen. Zonder dat, heeft behandelen hoe dan ook weinig zin.

    Het dieet voor paarden met EGUS is ook van belang. Onbeperkt vezelrijk ruwvoer dat de speekselproductie bevordert (tot 50% van het rantsoen mag uit tarwestro bestaan). Studies hebben uitgewezen dat alfalfa door het hoge gehalte aan calcium en eiwitten een beter buffer vormt voor maagzuur dan andere ruwvoersoorten. Uit een studie1 met pony’s gebleken dat toevoeging van maïsolie  een significant verminderde zuurproductie en een significant verhoogde PGE2- en natriumoutput liet zien en dit vergeleken met de waardes gemeten vóór suppletie met maïsolie. In het geval van EGGD kan toevoeging van maisolie dus een effectieve en goedkope manier zijn om de beschermende eigenschappen van het glandulaire maagslijmvlies  van paarden te vergroten. Magnesium hydroxide lijkt alleen effect te hebben in geval van Peptic Ulcer Disease of PUD, iets wat vaak bij veulens voorkomt. Extra toevoeging van vitaminen en mineralen kan bijdragen om de verminderde opname uit ruwvoer te compenseren. Pas de training aan! Training bevordert de productie van maagsappen, hoe intensiever de training, hoe hoger de productie.

  • Terugkerende luchtwegobstructie. Luchtwegobstructie, vaak heaves of COPD (chronische obstructieve longziekte) genoemd, is vergelijkbaar met astma bij mensen. Het is een inmiddels verouderde term en wordt nu paardenastma genoemd , en is een van de meest voorkomende niet-besmettelijke longziekten. Ernstige astma bij paarden treft ongeveer 17% van de paarden waarvan tot 70% van de recreatiepaarden indicatoren van milde tot matige astma heeft.
    COPD bij paarden wordt verondersteld verschillende triggers te hebben, waaronder schimmelsporen, bacteriële endotoxinen, anorganisch stofmateriaal en opslagmijten.
    De sleutel tot succes bij de behandeling van paarden met COPD is een combinatie van strikt milieubeheer en voedingspraktijken met medicijnen die nodig zijn voor ademnood of opflakkeringen. Het kan worden verbeterd door paarden zoveel mogelijk op de wei te houden en blootstelling aan ingeademde deeltjes te vermijden.
    De meest voorkomende symptomen van de aandoening zijn: oefenintolerantie, slecht presteren, chronische hoest, snot, overmatige slijmproductie. In ernstige gevallen kortademig in rust. Milde gevallen zijn moeilijker te herkennen omdat ze vrijwel asymptomatisch zijn.  

    Hiertoe kan men het grote verschil maken door hooi op de grond uit te strooien om de afvoer van slijm te bevorderen, hooi te laten weken of stomen om het inademen van stof en schimmel te verminderen, en het te allen tijde respecteren van de ademzone, een ruimte van van 60 cm rond de neus van het paard. in het leven van een zwaar paard. Omega-3-vetzuren worden ook aanbevolen. Geen stalbedekking, het verhoogt het stofgehalte met 6 -7 keer. In tegenstelling tot mensen kan de longcapaciteit van paarden niet getraind worden. Een aangepast trainingsprogramma is nodig.



  1. Island Whirl Equine Colic Research Laboratory, College of Veterinary Medicine, University of Florida, Gainesville, FL, USA []
error: De inhoud van deze website is beschermd!